Nieuwsbrief

BTW EN BESTUURDERS: BESLISSING EINDELIJK GEPUBLICEERD
Inleiding
Rechtspersonen die in het verleden als bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar optraden, hadden de keuze om zich al dan niet voor de BTW te laten identificeren en om hun handelingen al dan niet aan BTW te onderwerpen.
Als gevolg van de kritiek die de Europese Commissie op dit keuzeregime had, besliste België om dit regime af te schaffen vanaf 1 juni 2016. De betrokken bestuurders-rechtspersonen dienen zich in principe vanaf die datum verplicht als belastingplichtige te laten identificeren voor de in het kader van hun mandaat verrichte diensten.
Via een beslissing van 30 maart 2016 heeft de FOD Financiën toelichting gegeven over de concrete impact van de nieuwe regeling.

Welke bestuurders
Alle rechtspersonen die optreden als bestuurder, dagelijks bestuurder of gedelegeerd bestuurder, zaakvoerder of vereffenaar van een rechtspersoon, zullen vanaf 1 juni 2016 niet meer van het keuzestelsel kunnen genieten voor de handelingen die zij als zodanig verrichten.
Vanaf die datum moeten alle bestuurders-rechtspersonen dus in principe 21 % BTW aanrekenen over de vergoedingen die ze ontvangen met betrekking tot hun diensten van beheer, controle en leiding. In sommige gevallen kan een vrijstelling van toepassing zijn (zie verder).

Welke vergoedingen
Een bestuurdersmandaat zal pas aan BTW onderworpen worden indien dit mandaat bezoldigd is. Of een mandaat kosteloos wordt uitgeoefend is een feitenkwestie die geval per geval moet worden beoordeeld.
Alle vergoedingen die bestuurders-rechtspersonen ontvangen voor het beheer, de controle en leiding over de bestuurde vennootschap worden onderworpen aan 21 % BTW. De berekeningswijze, de benaming of de wijze van toekenning (vaste of variabele periodieke vergoedingen, tantièmes, aanwezigheidsvergoedingen, emolumenten) is ter zake niet van belang volgens de Administratie.
Specifiek wat betreft tantièmes stelt de Administratie in haar beslissing dat de vaststelling dat tantièmes noodzakelijk worden afgenomen van de te bestemmen winst van een vennootschap en worden toegekend onder de discretie van de algemene vergadering, of dat hun bedrag forfaitair is vastgesteld en niet in verhouding staat tot de daadwerkelijk geleverde prestaties, niets afdoet aan het feit dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen de handelingen verricht door deze bestuurder en de vergoeding die hij ontvangt. De tantième wordt aan de bestuurder-rechtspersoon immers juist om reden van zijn functie en als bijkomende en aansporende vergoeding voor zijn werkzaamheden van bestuurder uitgekeerd. Hieruit volgt volgens de Administratie dat er een rechtstreekse band bestaat tussen de uitkering van tantièmes en de activiteit uitgeoefend als bestuurder of zaakvoerder, zodat deze tantièmes voor de betreffende bestuurder of zaakvoerder met BTW belastbaar zijn.
Deze argumentatie is o.i. evenwel voor discussie vatbaar.
Inzake BTW is een handeling slechts belastbaar indien zij onder bezwarende titel wordt verricht. Een tantième of winstdeelneming vindt echter niet (steeds) zijn oorsprong in een geleverde prestatie. Men kan de winst uitkeren in de vorm van een tantième als een bijkomende vergoeding voor geleverde werkzaamheden. Maar men kan de winst evengoed uitkeren onder de vorm van tantièmes volgens vooraf afgesproken verdeelsleutels die niets te maken hebben met geleverde prestaties. In dat geval is er geen enkel verband tussen de tantième en enige activiteit uitgeoefend als bestuurder. Er is dan ook geen sprake van een belastbare handeling. Er is evenmin sprake van een maatstaf van heffing. De maatstaf van heffing bestaat uit alles wat als tegenprestatie van de dienst werd verkregen. Het Hof van Justitie oordeelde dat er een direct verband moet bestaan tussen de dienst en de tegenprestatie. Ingeval er aldus geen rechtstreeks verband bestaat tussen de tantième en de activiteit van de bestuurder, kan er geen BTW geheven worden over de tantième.

Extra BTW-kost
Het spreekt voor zich dat de BTW op de bestuurdersvergoeding niet altijd aftrekbaar zal zijn voor de vennootschappen waaraan de vergoeding wordt aangerekend. Dit zal het geval zijn wanneer de activiteiten van deze laatste vennootschappen vrijgesteld zijn van BTW overeenkomstig artikel 44 W.BTW. Deze vennootschappen hebben immers geen recht op aftrek van de voorbelasting. Vooral in de sociale en culturele sector dreigt dit nefaste gevolgen te hebben. We denken aan ziekenhuizen en andere medische instellingen (art. 44 § 2, 1° W.BTW), zorginstellingen (art. 44 § 2, 2° W.BTW), onderwijsinstellingen (art. 44 § 2, 4° W.BTW) en culturele instellingen (art. 44, § 2, 6°, 7 °, 8°, 9° W.BTW).
In haar beslissing van 30 maart 2016 bespreekt de Administratie echter een aantal mogelijkheden om toch aan de heffing van BTW te ontsnappen.

BTW-Eenheid
De beslissing staat stil bij de BTW-eenheid en meer bepaald bij de situatie waar meerdere bestuurders-rechtspersonen samen een exploitatievennootschap besturen en waar tussen de bestuurders-rechtspersonen onderling geen deelneming in het maatschappelijk kapitaal bestaat.
In die omstandigheden is er geen financiële verbondenheid mogelijk tussen de bestuurders-rechtspersonen onderling.
In het kader van de opheffing van het keuzestelsel heeft de Administratie evenwel beslist dat bestuurders-rechtspersonen samen met hun exploitatievennootschap een BTW-eenheid kunnen vormen (en bijgevolg geacht worden te voldoen aan de voorwaarden inzake financiële, organisatorische en economische verbondenheid) indien voldaan is aan volgende voorwaarden:
* de bestuurders-rechtspersonen moeten zowel aandeelhouder als bestuurder zijn van de exploitatievennootschap;
* zij bezitten samen rechtstreeks meer dan 50 % van de stemrechten in de exploitatievennootschap;
* zij sluiten een overeenkomst op grond waarvan zij zich ertoe verbinden dat elke beslissing inzake de oriëntatie van het beleid van de exploitatievennootschap door hen wordt genomen in unanimiteit.

Vrijstellingen
Wanneer een bestuurder-rechtspersoon naast zijn mandaat van bestuurder ook andere diensten verleend aan de bestuurde vennootschap, dienen elk van deze prestaties in principe afzonderlijk en zelfstandig te worden beschouwd.
Een artsenassociatie (bv. CVBA) die medische diensten verstrekt aan patiënten stelt één van haar leden aan als statutair bestuurder. Wanneer de arts zelf zijn geneeskundige prestaties verricht via een artsenvennootschap (bv. BVBA) verricht hij t.a.v. de artsenassociatie zowel (belastbare) diensten als bestuurder als (vrijgestelde) medische diensten.
Alle door de bestuurder-rechtspersoon verrichte diensten moeten in beginsel objectief bepaald en geformaliseerd worden. Wanneer de bestuurder-rechtspersoon de opdeling van zijn verschillende activiteiten niet op een objectieve wijze bepaalt, beschouwt de administratie minimum 25 % van de toegekende vergoedingen als vergoeding voor de taken als bestuurder.
Hierbij stelt de administratie dat in voorkomend geval men zich dient te baseren op de statutaire en contractuele bepalingen. Ook zal in dit verband rekening worden gehouden met de verhouding tussen beide vergoedingen zoals die vóór 01.06.2016 werden toegekend. Hieruit leiden wij af dat het aandeel van de btw-belaste bestuurdersvergoeding ook lager kan zijn dan 25 %, mits bewijs door de bestuurder-rechtspersoon.

Vrijstellingen voor kleine ondernemingen
Ook bestuurders-rechtspersonen kunnen de vrijstellingsregeling voor kleine ondernemingen genieten. Deze regeling houdt in dat over de verrichte diensten geen btw wordt geheven. Omgekeerd heeft de kleine onderneming geen recht op aftrek van voorbelasting.
Sinds 01.01.2016 worden als kleine ondernemingen aangemerkt de belastingplichtigen van wie de jaaromzet gerealiseerd in België tijdens het voorgaand kalenderjaar niet meer bedraagt dan 25.000 €. Tantièmes worden meegeteld om na te gaan of de drempel al dan niet is overschreden.
De beslissing wijst er ook op dat de vrijstelling voor kleine ondernemingen kan gecombineerd worden met een aantal vrijstellingen van artikel 44 W.BTW. Zo mogen bijvoorbeeld de handelingen die vallen onder de medische vrijstellingen van artikel 44 § 1, 2° en § 2, 1° W.BTW buiten beschouwing worden gelaten bij de berekening van het drempelbedrag van 25.000 €.

Geen aftrek historische btw
In de beslissing wordt verduidelijkt dat bestuurders-rechtspersonen geen positieve btw-herziening mogen doen t.a.v. investeringen die zij vóór 01.06.2016 hebben gedaan. De reden die de Administratie hiervoor aanhaalt is dat de bestuurders-rechtspersonen die ervoor gekozen hadden geen btw toe te passen, niet-belastingplichtigen zijn, hetgeen een herziening uitsluit (vergelijk met de invoering van de belastingplicht voor advocaten, notarissen en gerechtsdeurwaarders die voorheen vrijgestelde belastingplichtigen waren en de herziening van de historische btw wél mochten verrichten).

Overgangsregeling
De beslissing van 30 maart voorziet niet in enige overgangsregeling, maar verwijst enkel naar de toepasselijke regels inzake belastbaar feit en opeisbaarheid van de BTW.
* De vergoedingen voor bestuurders-rechtspersonen worden in principe aanzien als vergoedingen voor doorlopende diensten die geacht worden te zijn verricht (belastbaar feit) bij het verstrijken van elke periode waarop een afrekening betrekking heeft. Wanneer de diensten geen aanleiding geven tot opeenvolgende afrekeningen, worden deze diensten geacht te zijn verricht (belastbaar feit) op het tijdstip waarop zij zijn voltooid.
Wanneer de dienst wordt verricht uiterlijk op 31.05.2016, dan is geen btw verschuldigd. Wanneer de dienst wordt verricht na 31.05.2016 en m.a.w. wanneer het belastbaar feit zich voordoet na 31.05.2016, is de btw verschuldigd.
* Ingeval de vergoeding bestaat uit tantièmes gaat de Administratie (o.i. ten onrechte) uit van afwijkende opeisbaarheidsregels, met name de datum waarop de jaarlijkse algemene vergadering van de uitkerende vennootschap de beslissing tot uitkering van tantièmes neemt. Dit houdt concreet in dat indien men nog tantièmes vrij van btw wenst uit te keren, de algemene vergadering hiertoe moet beslissen uiterlijk op 31 mei 2016.

Developed and designed by eenwebsitevoorjou.be(Silfra)/Alter Ego